Welkom op het forum van startpagina!

Dit forum staat op alleen-lezen. Je kan hier informatie zoeken en oude berichten terugvinden, maar geen nieuwe berichten plaatsen.

Naar overzicht van alle forums

mechanish uit de wind kruien

  • Christian Janssen

    Hallo,

    Ik ben ook nog op zoek naar informatie over het volgende:

    Voor de windturbine zal een mechanisch kruisysteem gekozen worden. Hiermee bedoel ik dat er een windvaan scharnierend aan de generator hangt. Deze generator is excentrisch opgesteld t.o.v. de kruias. Door deze toepassing draait de rotor zichzelf uit de wind bij bepaalde windsnelheden. Zakt de windsnelheid echter weer dan komt de rotor weer in de wind.

    Heeft iemand voorbeelden of informatie over hoe ik kan berekenen bij welke windsnelheid de rotor uit de wind draait (met de gegevens van de turbine die toegepast wordt uiteraard) ???

    MVG,

    Christian Janssen

  • Adriaan Kragten

    Beste Christian

    Het beveiligen van een windmolen door hem bij hoge windsnelheden uit de wind te draaien is niet zo simpel als het in eerste instantie lijkt. Ik heb daar in het verleden, toen ik bij de windenergiegroep van de TU-Eindhoven werkte, veel onderzoek aan gedaan. Er zij drie min of meer gangbare systemen namelijk ecliptisch, scheve staart en scharnierende zijvaan. Deze systemen worden beschreven en het rapport R999D van de vakgroep transportfysica van de afd. natuurkunde vand TUE. Maar dit rapport is niet meer leverbaar. In mijn windmolens gebruik ik het scharnierende zijvaan systeem. Dit systeem wordt beschreven in mijn rapport KD 213 dat bij mij te koop is voor 30 euro (ex BTW en transport) Voor details zie lijst van public KD reports via www.bidnetwork.org na bij search intypen van mijn naam Adriaan Kragten.

    Adriaan Kragten

  • Christian Janssen

    Beste Adriaan,

    Is het misschien mogeljk om de drie door u genoemde principes (ecliptisch, scheve staart en scharnierende zijvaan) kort uit te leggen en wat de verschillen/voordelen/nadelen ervan zijn?

    In het document dat u noemt, kan ik daar ook de berekeningen en dergelijke terug vinden van het door u toegepaste beveiligingssysteem?

    MVG,

    Christian Janssen

  • Adriaan Kragten

    Beste Christian

    Het is zeer lastig om in het kort goed uit te leggen wat het verschil is tussen de drie systemen. Rapport R999D uit 1989 heeft 108 pagina's en is nog niet eens volledig, o.a. omdat toendertijd het beveiligingsgedrag nog niet voorspeld kon worden. Maar ik zal proberen om een indruk te geven van waar het om gaat.

    Ik ga er vanuit dat bij alle drie de systemen het wegdraaimoment van de kop verkregen wordt door excentrische positionering van de rotoras t.o.v. de torenas. Verder ga ik er vanuit dat de excentriciteit e ongeveer 10% van de rotordiameter is. In dit geval wordt het wegdraaimoment nagenoeg geheel bepaald door de axiale kracht op de rotor of thrust en leveren de zijdelingse kracht en het zogenaamde zelforienterende moment maar een beperkte bijdrage aan het wegdraaimoment (het zelforienterende moment heeft de neiging om de rotor in de wind te draaien).

    Het belangrijkste doel van de beveiliging is het beperken van het rotortoerental en de thrust boven de rated windsnelheid. Het blijkt dat deze bepaald worden door de component V * cos delta, van de windsnelheid haaks op het rotorvlak. Dit betekent dat de rotor boven Vrated zo weg moet draaien dat V * cosdelta constant blijft (delta is de hoek tussen de windrichting en de rotoras). Er moet dan gelden dat delta = arc cos Vrated / V. Er kan aangetoond worden dat dit verloop van delta verkregen wordt wanneer het vaanmoment om de torenas boven Vrated constant is.

    Nu zal ik de drie systemen beschrijven.

    Het ecliptische systeem is het oudst en wordt zo genoemd omdat het toegepast werd op een oud type waterpompende windmolen met als merknaam Eclipse. De vaan draait om een vertikale as die vlak achter de torenas ligt en wordt door een veer tegen een aanslag getrokken. Als het rotormoment om de vaanas groter wordt dan het moment van de veer om de vaanas, komt de vaan los van zijn aanslag en draait de kop uit de wind. Wanneer als veer een trekveer gebruikt wordt is het vaanmoment afhankelijk van de plaats van het aangrijppunt van de veer op het kopframe en van de wegdraaihoek van de vaan. Daarom heeft het vaanmoment een maximum bij een bepaalde wegdraaihoek. Het vaanmoment is dus niet constant wat als gevolg heeft dat de rotor bij hoge windsnelheden te ver uit de wind draait. Dit systeem kan verbeterd worden door geen trekveer te gebruiken maar een slappe torsieveer om de vaanas. Een ander nadeel van dit systeem is dat de vaan tegen de aanslag botst als de windsnelheid weer afneemt.

    Bij het scheve staart systeem draait de vaan om een as die een hoek van ongeveer 10 graden maakt met de vertikaal. Door het eigen gewicht van de vaan heeft deze de neiging om in zijn laagste stand te gaan staan (vergelijkbaar met klaphekjes bij natuurgebieden). Het vaanmoment verloopt sinusvormig met de wegdraaihoek van de vaan en is dus helemaal niet constant. Het nadeel van dit systeen is dat de kop al bij lage windsnelheden begint weg te draaien wanneer dit nog niet nodig is. Men kan dit gedeeltelijk voorkomen door toch een aanslag in te voeren maar hierdoor gaat een aantrekkelijk voordeel, namelijk dat het systeem geen aanslag heeft, weer verloren. DIt systeem is lastiger theoretisch te beschrijven dan het ecliptische systeem. Voor beide systemen geldt als nadeel dat de vaan bij lage windsnelheden in de rotorschaduw zit en dat daarom niet precies bekend is hoe hoog de windsnelheid is waarmee het vaanvlak aangestroomd wordt. Er zijn daarom scheve staart systemen gebouwd waarbij het vaanvlak boven de rotor uit steekt.

    Bij het scharnierende zijvaan systeem vormt de vaanarm één geheel met de kop en steekt schuin achter de rotor uit. Aan het eind van de vaanbuis zit een strip waar het vierkante vaanblad d.m.v. scharnieren aan bevestigd is. Deze scharnieras loopt horizontaal en maakt een hoek van ongeveer 30 graden met de rotoras. Het vaanblad steekt links buiten het rotorvlak uit en zit dus altijd in de ongestoorde stroming. Daardoor kan het relatief klein zijn, zelfs bij een grote excentriciteit en is de windsnelheid bekend. Doordat de vaanarm één geheel is met de kop is het traagheidsmoment van de kop erg hoog en daardoor richt de kop zich traag op de wind. Dit beperk het gyroscopisch moment in de bladen en de rotoras. Het functioneren van dit systeem wordt beschreven in de VIRYA-folders. Dit systeem heeft net als de scheve staart geen aanslag voor lage windsnelheden maar toch begint de kop niet al bij lage windsnelheden uit de wind te draaien.

    Om het gedrag van een beveiligingssysteem te kunnen voorspellen moeten de momentvergelijkingen om de torenas en om de scharnieras van de vaan bepaald worden. Dit is knap lastig en je moet daarvoor alles weten van de rotor en van de vanen die je gebruikt. Om dan ook nog te kunnen voorspellen hoe een bepaald systeem bij toename van de windsnelheid uit de wind draait, is nog lastiger. Voor het scharnierende zijvaan systeem zoals dat in mijn VIRYA-windmolens gebruikt wordt is het mij echter gelukt om dit te beschrijven. Het werkelijke beveiligingsgedrag komt zeer goed overeen met de theoretisch voorspelling. Dit staat allemaal in rapport KD 213. De gebruikte rotor in KD 213 heeft een Gotingen 623 profiel en daarvoor is het zelforienterend moment tamelijk laag. Ik heb ook rotoren ontworpen met een gewelfde plaat profiel en daarvoor is het zelforienterend moment veel hoger. Dit heeft invloed op het rotormoment en daardoor op beveiliging. In KD 223 wordt de scharnierende zijvaan beveiliging beschreven voor een rotor met gewelfde plaatstalen bladen.

    Adriaan Kragten

  • Christian Janssen

    Adriaan,

    bedankt voor de reactie. Wanneer ik nog vragen heb dan zal ik die hier posten.

    MVG, Christian Janssen

  • Christian Janssen

    Beste Adriaan,

    Bedankt voor de informatie. Ik heb echter nog een paar vragen.

    Ik ben aan het rekenen geweest met het ecliptisch beveiligingssysteem. Echter voor onze turbine zou ik dan op een behoorlijk sterke veer uitkomen. Ik ben uitgegaan van een excentriciteit van ongeveer 200 mm. Gerekend met de nominale snelheid van 12 m/s en de kracht die hierbij op de rotor werkt kom ik uit op een kracht van ongeveer 4800 N. Het vaanmoment is dan 950 Nm. Bij een hoger moment (dus hogere windsnelheid) moet de gekozen veer pas beginnen uit te rekken. Wanneer de veer aan een armpje bevestigd is van 200 mm zou de veerkracht eveneens 4800 N zijn. Is dit realistisch?

    Ik kan nergens iets vinden over maten, krachten etc die toegepast worden in kleine windturbines met dergelijke beveiligingssytemen. Ook niet van het scheve staart systeem.

    Kan iemand mij aan verdere informatie, tips of wat dan ook helpen?? Ik kom namelijk niet verder op deze manier.

    alvast bedankt,

    Christian Janssen

  • Adriaan Kragten

    Beste Christian

    Volgens mij maak je een rekenfout of gebruik je de verkeerde formules. Ik kan hier moeilijk de juiste formules weergeven omdat ik geen indices, exponenten en Griekse letters kan gebruiken. Maar ik zal het proberen. De rotorthrust Ft wordt gegeven door:

    Ft = Ct * 0.5 rho V^2 * pi * R^2.

    Ct is de thruscoefficient die ongeveer 0.7 is voor de ontwerpsnellopendheid. rho is de luchtdichtheid die ongeveer 1.2 kg/m^3 is. R is de rotorstraal. Je speekt over een excentriciteit van 0.2 m en als dat 10% van de rotordiameter is, is D dus 2 m en R dus 1 m. Je kiest Vrated = 12 m/s wat erg hoog is. Invulling van deze waarden in de formule voor Ft geeft Ft = 190 N. Bij een excentriciteit van 0.2 m is het rotormoment om de torenas dan 190 * 0.2 = 38 Nm. Als de vaanas vlak bij de torenas ligt, is het moment van de rotor om de vaanas ongeveer hetzelfde en moet het moment van de veer om de vaanas dus ook 38 Nm zijn. Wanneer de veer ook werkt onder een arm van 0.2 m vind je dus weer een veerkracht van 190 N. Dit is heel erg veel lager dan wat jij berekend hebt.

    Een rated windsnelheid van 12 m/s is erg hoog. Ik ga meestal niet hoger dan 10 m/s. Voor waterpompende windmolens gaat men niet hoger dan ongeveer 6 m/s omdat anders het pomptoerental te hoog wordt.

    Het scheve staart mechanisme wordt beschreven in hoofdstuk 11 van “Introduction to wind energy” van Erik Lysen. Ik heb er zelf de figuren voor getekend. Dit staat ergens op het internet maar ik weet zo niet waar. Er staan nog heel veel andere interessante dingen in. Misschien kun je het via Google vinden. Ik ken iemand die het weet maar kan hem niet bereiken.

    Adriaan Kragten

  • Christian Janssen

    beste adriaan,

    ok, toch bedankt voor je antwoord. Ik kan helaas niet betalen voor jouw consult, aangezien het een afstudeeropdracht is voor mij.

    mvg,

    christian

  • Adriaan Kragten

    Beste Christian

    Volgens mij is dit een reactie op je vraag over de torenberekening. Ik neem aan dtt het je nu duidelijk is waarom je veer veel te zwaar was. Ik ben er intussen achter gekomen hoe je Introduction to Wind Energy kunt downloaden en heb dit als een zelfstandig nieuw bericht opgenomen.

    Adriaan Kragten

  • Adriaan Kragten

    Beste Christian

    Volgens mij is dit een reactie op je vraag over torenberekeningen. Ik neem aan dat het je nu duidelijk is waarom je op zo'n zware veer uitkwam. Ik heb intussen gevonden hoe je Introduction to Wind Energu kunt downloaden en dat als een zelfstandig bericht opgenomen.

    Adriaan Kragten